-

Mobiliteit

Mobiliteit in de kijker!

Het is week van de mobiliteit! Ons leek dit het uitgelezen moment voor een opfrissing over de algemene bepalingen omtrent de verschillende vervoersmiddelen en het toebehorende woon-werkverkeer. Zoals algemeen geweten is de werkgever arbeidsrechtelijk verplicht om bij te dragen in de kosten van het woon-werkverkeer voor werknemers. Opgelet, sectoraal kan er afgeweken worden van de algemene bepalingen, controleer dus altijd jouw eigen sector voor eventuele afwijkingen.

Het openbaar vervoer

Voor de berekening van de tussenkomst voor de werkgever bij verplaatsingen met het openbaar vervoer, wordt een onderscheid gemaakt tussen verplaatsingen per trein en verplaatsingen met het openbaar vervoer andere dan de trein.

Verplaatsing per trein

Werkgevers zijn verplicht om tussen te komen in de prijs van de verschillende treinabonnementen. Sinds 2020 is er geen voorwaarde voor de afstand meer. Ook in de woon-werkverplaatsingen die worden afgelegd buiten België en meer bepaald in het land van de woonplaats van de werknemer wordt een tegemoetkoming van de werkgever voorzien.

De werkgever heeft hiervoor 3 opties:

  1. Het wettelijk minimum: De tegemoetkoming door de werkgever stemt overeen met 71,8% van de prijs van de treinabonnementen die sinds februari 2024 van toepassing zijn. De werknemer zal wel zelf het abonnement aanschaffen maar zal voornoemd percentage kunnen terugvorderen van de werkgever;

  2. De derdebetalersregeling: Hier neemt de werkgever 80% van het abonnement ten laste en de federale overheid de overige 20%. De derdebetalersregeling wordt rechtstreeks door de werkgever geregeld met de NMBS. De werknemer zelf draagt in deze optie niks bij gezien de kosten opgenomen worden door de werkgever en de overheid;

  3. Volledige terugbetaling: De werkgever kan er ook voor kiezen om het volledige treinabonnement op zich te nemen. Bij deze optie zal de werknemer het abonnement aanschaffen en nadien terugvorderen van de werkgever via een terugbetaling op de loonbrief.

Ander openbaar vervoermiddel (tram, metro, bus, waterbus)

Ook bij de andere openbare vervoermiddelen is een tussenkomst van de werkgever in de kostprijs van de abonnementen verplicht. Hier geldt tevens ook geen voorwaarde voor de afstand meer.

Om het bedrag van de tussenkomst door de werkgever te bepalen, moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de wijze waarop de prijs van het openbaar vervoer wordt bepaald en of er niet verschillende vervoermiddelen gecombineerd worden.

  1. De prijs staat in verhouding tot de afstand: De tegemoetkoming van de werkgever is gelijk aan de prijs van het treinabonnement voor de overeenstemmende afstand. De tegemoetkoming mag echter niet meer bedragen dan 75% van de werkelijke vervoerskosten. Om die reden zullen de werkelijke vervoerskosten tegen 75% moeten worden vergeleken met de prijs van het treinabonnement.

    Bijvoorbeeld: Een werknemer komt met de bus van De Lijn naar het werk. De 75% van de totale kostprijs voor een traject van 10 km bedraagt €32,50 per maand. De maandelijkse tegemoetkoming van de werkgever in het treinabonnement voor deze afstand bedraagt €62.

    In dit voorbeeld wordt de tegemoetkoming van de werkgever beperkt tot het bedrag van tegen 75% van de werkelijke vervoerskosten, namelijk €32,50. Mocht deze hoger zijn dan de tegemoetkoming in de prijs van het treinabonnement, stel €78 per maand, dan zal de tegemoetkoming begrensd worden tot €62.

  2. De prijs staat vast ongeacht de afstand: De tegemoetkoming van de werkgever wordt vastgesteld op 71,8% van de prijs die effectief aan de werknemer wordt betaald. De tegemoetkoming mag echter niet meer bedragen dan de tegemoetkoming van de werkgever in de prijs van het treinabonnement van 7 km, met name €43.

    Bijvoorbeeld: De werkelijke kostprijs van een abonnement bedraagt €58, dan is de tegemoetkoming van de werkgever beperkt tot 71,8%, namelijk €41,64.

    In dit voorbeeld wordt de tegemoetkoming van de werkgever beperkt tot het bedrag van tegen 75% van de werkelijke vervoerskosten, namelijk €41,64. Mocht deze hoger zijn dan de tegemoetkoming in de prijs van het treinabonnement, stel €61 per maand, dan zal de tegemoetkoming begrensd worden tot €43.

  3. Gecombineerd met een ander openbaar vervoersmiddel:

  • Werknemer levert slechts één reisbewijs af: De tegemoetkoming van de werkgever is gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het treinabonnement voor de overeenstemmende afstand;

  • Werknemer levert verschillende reisbewijzen af: De tegemoetkoming door de werkgever zal voor elk vervoersmiddel afzonderlijk worden berekend volgens de vastgestelde richtlijnen. Nadien worden deze bedragen samengeteld om de tegemoetkoming van de werkgever te kennen voor de totale afgelegde afstand.

Verplaatsing met de wagen

Eigen wagen/ Privévoertuig

Het gebruik van een privévoertuig voor het woon-werkverkeer geeft in principe geen automatisch recht op een tussenkomst van de werkgever. Met andere woorden, de werkgever is niet verplicht om tussen te komen bij verplaatsingen met een privévoertuig.

De werknemer kan wel recht op een tussenkomst verkrijgen hetzij krachtens een bepaling in de overeenkomst, hetzij een ondernemings- of sectorale cao.

Bedrijfswagen

De verplaatsing met de bedrijfswagen wordt niet beschouwd als een privéverplaatsing maar louter als een beroepsmatig gebruik van de bedrijfswagen.

De werkgever is dus niet verplicht om tussen te komen in verplaatsingen met de bedrijfswagen in kader van het woon-werkverkeer.

Verplaatsing met de fiets

Wanneer de werknemer zich met de fiets naar het werk verplaatst, is de werkgever sinds 2023 verplicht om hiervoor een fietsvergoeding toe te kennen.

Het basisbedrag van de vergoeding wordt geplafonneerd op maximum 0,35 euro per met de fiets afgelegde kilometer.

De toekenning van de vergoeding wordt tevens geplafonneerd op een afstand van maximum 20 km per enkel traject.

Opgelet, het te betalen bedrag verschilt naargelang de vergoeding werd ingevoerd op ondernemingsniveau, via sectorale bepaling of door CAO nr 164.

De onderneming voert een fietsvergoeding in

Een werkgever kan op ondernemingsvlak regels invoeren over de fietsvergoeding. Opgelet, als er een sectorale fietsvergoeding is moet men een fietsvergoeding geven op ondernemingsvlak die minstens gelijkwaardig is. Dit kan men invoeren door een ondernemingscao of een arbeidsreglement.

Als er geen sectorale fietsvergoeding is, dan kan men een ook een fietsvergoeding op ondernemingsniveau invoeren. Doet men dit via een ondernemingscao, dan is men vrij om het bedrag te bepalen. Doet men dit via een arbeidsreglement dan moet men minstens de voorwaarden in CAO 164 naleven.

De sector voert een fietsvergoeding in

Iedere sector kan door middel van een sectorale CAO bepalen hoe hoog de fietsvergoeding is en of er bijkomende voorwaarden aan gekoppeld worden.

De vergoeding wordt ingevoerd door CAO nr. 164

Wanneer er geen regeling is op ondernemingsniveau en de sector heeft ook geen regeling getroffen, dan gelden de bepalingen van CAO nr. 164.

CAO nr. 164 is suppletief van aard. Dat wil zeggen dat een sectorale regeling of ondernemingsregeling lager mag zijn dan hetgeen in CAO nr. 164 wordt bepaald.

De fietsvergoeding vastgelegd door CAO nr. 164 bedraagt 0,28 per kilometer op 1 januari 2024.

Verplaatsing te voet

Voor een werknemer die zich te voet verplaatst naar het werk, dient de werkgever niet verplicht tussen te komen.

De werkgever kan er wederom voor kiezen om hier op ondernemingsvlak van af te wijken en alsnog een vergoeding toekennen aan werknemers die zich te voet verplaatsen.

Gerelateerd nieuws

Toon alle
Ben je graag mee met wat er bij Daenens Payroll Services leeft?
Laat je e-mailadres dan achter en we delen ons nieuws met je.